Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Want [86]Ik zag toe, maar er was niemand, [87]zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden. 86. Te weten naar een man, die mijn volk zou kunnen helpen of zaligmaken. 87. Of, ook geen van dezen; te weten die tot mijn volk behoren. 88. Te weten, die de verslagen conscientien enigen goeden raad zou kunnen geven; de raadgever, die zulk terecht zou doen, was Christus. Zie hfdst.9 vs.5.